De rush naar de titel van Mathieu van der Poel was indrukwekkend, maar ook nummer de twee van 2020 maakte indruk. Als eenling wist hij net als de nieuwe kampioen het blok van Jumbo-Visma af te troeven. Dit jaar keert Nils Eekhoff met ambitie terug naar de VAM-berg. Met meer hulptroepen en met het gevoel dat hij er beter voorstaat dan vorig jaar. “Niemand is onverslaanbaar.”
Hij kon er vorig jaar overigens prima mee leven dat hij tweede was na een loodzware koers concludeerde hij dat de sterkste gewonnen had. “Het enige wat ik mezelf misschien kan verwijten achteraf is dat ik even niet honderd procent gefocust was toen Mathieu van der Poel zijn beslissende aanval plaatste. Het was moeilijk wegrijden als er direct iemand in het wiel sprong en dat deed ik ook een aantal keren. Maar op dat moment was ik net te laat. En dan wordt het een strijd tussen twee eenlingen en toen kreeg ik het gat niet meer gedicht. Ik ben er wel trots op dat ik daar tweede werd achter een dergelijk sterke renner en dat ik me die jongens van Jumbo-Visma van het lijf kon houden die achter me reden. Ik heb er wel het maximale uitgehaald.”
Niet als eenling dit keer
Hoewel Eekhoff een kampioensrenner is, reed hij nog nooit met het rood-wit-blauw om de schouders. “In Ede was ik tweede op het NK voor beloften achter David Dekker en ook op het NK Tijdrijden was ik als eens tweede. Het zou mooi zijn als ik het rood-wit-blauw bij de profs wel een keer aan mag trekken. Ik ben er gemotiveerd en fysiek klaar voor. Nadat het voorjaar door materiaalpech op verkeerde momenten en valpartijen niet helemaal werd wat ik ervan gehoopt had, ben ik erop gebrand om van het tweede deel van het seizoen een succes te maken.”
Hij staat er een week voor zijn (waarschijnlijke) Tourdebuut niet alleen voor dit keer. “Ik was vorig jaar blij dat ik kon starten, al was het dan als eenling. Door hoogtestages richting de Giro en veiligheidsbubbels rond de Tourploeg waren er verder geen renners van onze ploeg beschikbaar. Dat zal dit jaar anders zijn. We hebben vijf Nederlanders in de ploeg en daarvan starten er vier, we hebben een mooi blok met Cees Bol, Joris Nieuwenhuis en Martijn Tusveld er nog bij. Dan kunnen we echt als collectief de wedstrijd in met de ambitie om te winnen. En kunnen we de krachten wat verdelen. Al denk ik dat het nog altijd zo is dat de besten boven komen drijven op dit parcours. Zeker als er vroeg aangevallen wordt. Vorig jaar wilde Jumbo-Visma Van der Poel vroeg isoleren en zo proberen de titel binnen te halen. Maar uiteindelijk was hij te sterk. Wat de koers zo geschikt voor hem maakt? Hij is als veldrijder niet anders gewend dan om een zware intervalkoers te rijden met korte, steile klimmetjes. Je moet op de VAM-berg een aantal keren op maximale kracht omhoog en de momenten dat je rust kunt pakken zijn kort. Dat is vooral op de afdalingen. Maar ik denk dat niemand onverslaanbaar is en voel me ook weer sterker in vergelijking met vorig jaar. Voeg daar ook nog een sterker team bij en dan hebben we een prima uitgangspositie om de strijd aan te gaan. Ik denk dat ik de komende jaren vaker voorin mee zal strijden op een NK. Ik kan op veel verschillende terreinen in Nederland mee. Dat rood-wit-blauw blijft een belangrijk doel voor mij.”
Tekst: Roy Schriemer/CyclingOnline.nl